- opdringen
- {{opdringen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [naar voren dringen] s'avancer♦voorbeelden:1 de menigte is ver opgedrongen • la foule a beaucoup avancéII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [opleggen] imposer (qc. à qn.)♦voorbeelden:1 eten opdringen • insister pour qu'on mange (qc.)III 〈wederkerend werkwoord; zich opdringen〉1 [m.b.t. personen, gedachten] s'imposer (à qn.)♦voorbeelden:1 hij heeft zich aan haar opgedrongen • il lui a imposé sa présence¶ 〈Algemeen Zuid-Nederlands〉 maatregelen dringen zich op • des mesures s'imposent
Deens-Russisch woordenboek. 2015.